Zoals de stad Groningen het hart is van de Ommelanden eromheen, zo is de Martinikerk het hart van de stad. Geen Groninger zal niet opvrolijken bij het zien van 'D' olle grieze', zoals de Martinitoren in het Noorden heet, en ook van het orgel weten zowel stadjers als ommelanders dat het iets bijzonders is. Dat dat besef bepaald niet van de laatste tijd is, blijkt uit dit boek: het in beginsel 15de-eeuwse instrument is keer op keer door mannen van vaak internationale naam aan de inzichten van nieuwe tijden aangepast - de laatste keer in 1984.
Het Maakzel van Agricola beschrijft het orgel van binnen en van buiten, behandelt de geschiedenis ervan, beantwoordt vragen en roept nieuwe op. Omdat orgels nooit op zichzelf staan, bevat het boek ook een hoofdstuk over het koororgel en een hoofdstuk over de kerk zelf.
De titel Het Maakzel van Agricola is een citaat uit Charles Burney's verslag van zijn in 1772 gemaakte reis door Noord-Europa, in de vertaling die Martini-organist Jacob Wilhelm Lustig in 1786 publiceerde. Burney looft het orgel, dat destijds al zijn huidige uiterlijk en samenstelling had, en zegt dan: 'Het Maakzel van Agricola blijft gestadig nog het voortrekkelijkste.' Een prikkelende opmerking: vond Burney de 17de-eeuwse pijpen van Arp Schnitger, die vandaag geldt als een van de beste orgelmakers ooit, werkelijk minder mooi klinken dan die uit Rudolf Agricola's 15de eeuw?