Dit boek laat zien hoe er tijdens de bevrijdingsoorlog in Nederland langdurig en verbeten gestreden werd, en dat het verloop van die oorlog per provincie verschillend was. Na Dolle Dinsdag 5 september 1944 vochten de geallieerden ten zuiden van de grote rivieren maandenlang tegen de Duitsers. In het voorjaar van 1945 begon de opmars naar het noorden en oosten. In de Vesting Holland werd niet gevochten. Duizenden burgers en militairen kwamen om in het bevrijdingsgeweld. Vreugde en verdriet gingen hand in hand. Voor de herwonnen vrijheid werden zware offers gebracht, zowel door geallieerde militairen als door Nederlanders. Duitse represailles in Putten en bij Varsseveld en De Woeste Hoeve onderstreepten de niets ontziende woede van de Duitsers over hun naderende nederlaag.
Daarnaast bracht de bevrijdingsoorlog grote materiële schade, met name in Zeeland waar het geïnundeerde Walcheren een hoge prijs betaalde. Maar ook bij hevige gevechten in Noord-Limburg en andere delen van Nederland werden dorpen en steden soms zwaar getroffen. Oorlogsmisdaden en daden van grote individuele moed waren extra accenten in deze oorlog.
Naast de militaire operaties en de overwegingen daarachter, komt in Nederlandse Bevrijdingsoorlog ook uitdrukkelijk het effect op de burgerbevolking aan bod, evenals het optreden van het verzet. De bevrijding van de kampen Westerbork, Vught en Amersfoort confronteerde de geallieerden met de verschrikkelijke concentratiekampen die ook in Nederland bestonden.