Voordat de Duitse bezetter het joodse bevolkingsdeel in 1942-1944 deporteer-
de, wist het op sluwe en systematische wijze eerst alle bezittingen aan de
140.000 joodse Nederlanders te ontfutselen. De bank Lippmann Rosenthal in
Amsterdam speelde daarbij een cruciale rol. Het bezettingsbestuur opende een
¿liaal van deze gerenommeerde joodse familiebank in een gebouw van de
Amsterdamsche Bank. Ieder joods huishouden moest hier al zijn eigendommen
‘tijdelijk in bewaring’ geven. Wie niet in de hoofdstad woonde, kon zijn geld en
goederen afgeven bij de Incassobank, een in die tijd grote ¿nanciële instelling
met vestigingen in vrijwel elke stad in Nederland.
Voor joden verplicht beschrijft de roof van joods bezit tijdens de bezetting tot in
detail en staat ook stil bij hoe de Nederlandse overheid na de oorlog handelde.
Strafvervolging van betrokkenen bleef uit. Ook was er weinig aandacht voor de
noden van de overlevenden van de Holocaust. Dat tij keerde pas rond 1950. Al
zijn nog steeds niet alle restitutiezaken afgehandeld.