Op de plaats van de Stopera in Amsterdam lag ooit Vlooienburg, een aangeplempt eiland in de Amstel. In de zeventiende eeuw ontstond hier een levendige migrantenbuurt met houthandelaren, kooplieden, middenstanders, ambachtslieden en marginalen, van alle religieuze gezindten en uit alle hoeken van de wereld. Het eiland vormde het kerngebied van de Amsterdamse Jodenbuurt, tot de vernietigingen in de twintigste eeuw.
Maarten Hell reconstrueert het dagelijks leven vanaf de aanleg in 1596 tot 1815. Hij laat de lezer kennismaken met een joodse gokbaas uit Rome, exploitanten van een indoortennisbaan, steenrijke Sefardische kooplieden, Duits-joodse financiers van Casanova, een Hebreeuwse boekdrukker annex melkleverancier, biddende Britse puriteinen, Franse textielondernemers, zwarte bedienden, zeelieden, joodse prostituees, een besneden en bekeerde Limburgse edelman en de 'Duivel van Vlooienberg', die zijn buren bespioneerde voor de Spaanse overheid.